Na de chirurgische verwijdering van een goedaardig niet-hormoonproducerend hypofyseadenoom blijft er meestal een resttumor achter. Om te voorkomen dat die uitgroeit, waardoor er na verloop van tijd opnieuw chirurgie nodig kan zijn, kan de resttumor met radiotherapie worden behandeld. Deze behandelingsoptie wordt echter vaak achterwege gelaten uit angst voor bijwerkingen van de bestraling. Die angst is onterecht, blijkt uit onderzoek van radiotherapeut-oncoloog A.C.M. van den Bergh.
Veel artsen denken dat het beter is om radiotherapie niet direct na de operatie te geven, maar pas als de resttumor uitgroeit, in de hoop dat het functieverlies van de hypofyse dan ook wordt uitgesteld. ‘Ik heb aangetoond dat die wachttijd niet de winst oplevert die ze verwachten’, zegt Fons van den Bergh. ‘Het functieverlies van de normale hypofyse wordt niet alleen veroorzaakt door radiotherapie, maa