R. van der Pas bestudeerde een cohort van 17 patiënten met de ziekte van Cushing, aangevuld met onderzoek aan gekweekte cellen. De promovendus evalueerde onder meer de hypothese dat cortisolverlagende therapie in hypofysaire tumorcellen de afname van de glucocorticoïdgemedieerde somatostatinereceptor subtype 2 (sst2) voorkomt. Dit zou de ACTH-verlagende werking van middelen die aangrijpen op sst2 aanzienlijk kunnen verhogen. Hij benadrukt dat ondanks effectieve cortisolverlaging complicaties nog lang kunnen voortduren.
De in Den Bosch getogen Rob van der Pas studeerde geneeskunde in Rotterdam. In 2009 voltooide hij daar onder supervisie van prof. dr. L.J. Hofland en dr. R.A. Feelders een afstudeeronderzoek naar effecten van fluconazol en ketoconazol op een ACTH-producerende muizencellijn en op cortisolproducerende adrenocorticale carcinoomcellijn